Door een hogere compressieverhouding en een hoog toerental, werden de prestaties van de 200-cc motor op ongeveer 13,8 pk gehouden maar de drie hoogste versnellingen lagen dichter bij elkaar dan bij het seriemodel zo dat in de tweede versnelling over 80, in de derde 100 en in de vierde meer dan 120 km/uur bereikt werd. De topsnelheid moet bij de 130-140 km/uur gelegen hebben. Om geen onderbreking door een storing of reparatie van bedieningsonderdelen te krijgen, werden de kabels voor gas, koppeling en remmen ontdubbeld. Bovendien was in het voertuig een brandstoftank van 30 liter geplaatst achter de bestuurder en had het voertuig twee platen lood onder de zetel als 60 kg ballast, voorgeschreven voor het record. Voor de rest geleek de Super op het seriemodel (de KR 200).
Vijf renners namen het stuur over gedurende die 24 uur, waaronder ingenieur Fritz Fend en journalist H. W. Bönsch. 22 Wereldrecords (over afstanden en tijden) in de 250 cc-klasse en 3 in de 350 cc-klasse werden verbeterd en uiteindelijk werd het wereldrecord voor wagens van de 350 cc klasse gebracht op meer dan 1000 mijlen, meer dan 2000 km, met een gemiddelde snelheid van 103 km/uur (gedurende 24 uur). Het record over twee uur werd vastgesteld op 108 km/uur.